Zittend op de zilveren treden
dopen mijn vingers
in het verfrissend water
en ik denk aan u vader
in goede en slechte tijden
Ja, ik heb u gekend
aan uw meedogenloze daden
u was bij machte
mij als angstig schaap
te binden aan een touw
om mij te slachten
en de hoge liefde te bewijzen
om uw god te prijzen
Ik heb daarom gehuild
geleden, en gestreden
tegen het dreigende water
Waar de angst, de heilige vrees
Vervulde mijn gehele wezen
Gehaat heb ik u
Met al mijn vezels, zeker weten
en bij de duivel te biecht gegaan
Die mijn opstand heeft verstaan
Vader vervloekt heb ik u
Dat durf ik hier te verhalen
als Petrus en Judas
zeven maal zeventig malen
2
En zie daar
nu doop ik mijzelf in het water
Waar ik voel uw opwaartse kracht
bezit van mij nemen
Zwem naar u toe
En met elke slag, met elke ademstoot
Groeit u in mij in overtreffende trap
Tot groot, groter, grootst
Zwemt u in mij
of zwem ik in u?
of zijn wij één
en van elkaar vrij?
Oh Vader vergeef het mij
Zoals ik u vergeven heb
En droog mij zoals vroeger af
Met kurkdroge handdoek heel straf
Warm, liefdevol en bemind
als het thuisgekomen kind
3
U bent de zon
in nagloeiende staat
die kleurrijk groetend
ondergronds gaat
Vrede voel ik stromen in mij
verdrijvende alle bangmakerij
en het lijf voelt zich goed
in doordrenkte staat
en van vader verstilde
herdoopte gemoed
Avondzemmend dichter
in de Beemster
met vaderlijke mijmeringen