Leuke roman zich afspelend in Oslo, op de universiteit
waar taalkunde wordt bestudeerd en onderwezen. Hoofdpersonage is Pal, die
eigenlijk historische taalkunde heeft gedaan, maar toch geplaatst wordt op de
afdeling Futuristische Linguistiek. Hij is een rokkenjager met een
moederbinding, die vrouw na vrouw verslijt en zichzelf iedereen keer inbeeld dat
de vrouw op wie hij op dat moment verliefd is de ware is; zijn moeder schudt
weleens haar hoofd, want het is zo ontroerend en zo doorzichtig, maar hij heeft
het zelf niet goed door, ondanks dat zijn vriend Morten hem ook hartelijk erom
uitlacht. Pals vader is onbekend, want hij is verwekt bij zijn moeder op een
skivakantie, door een passant die later nooit meer terug gevonden is.
Op de universiteit is een opmerkelijke, zelfstandige en vrijgevochten vrouw, die hard werkt en neerkijkt op de meeste collegae en studenten (de meeste zijn lui of middelmatig). Die collegae zijn afgunstig op haar resultaten en haar werklust en roddelen vooral. Haar naam is Edith Rinkel, ze houdt van een strakke dagindeling en bepaalt zelf van tijd tot tijd wie haar geliefde mag zijn, dat is meestal een veel jongere man, met een wat lager niveau dan zijzelf en die ook weer makkelijk gedumpt kan worden, want ze wil niet echt een vaste relatie en zeker niet met een veel jonger iemand. Ze werk hard aan een onderzoek, waar niemand iets van weet, maar waar veel heibel om komt.
Pal laat zich inpalmen door de nieuwe universiteitsmedewerkster Nanna Klev. Hij hoopte nog op een romance met Edith, maar ze is te ongenaakbaar voor hem. Het blijkt dat Nanna vooral uit is hem te gebruiken en hij tuint er met open ogen in, zo erg dat je het pijnlijk is als het op het einde van het boek duidelijk wordt en het
kwartje maar niet bij hem valt. Ondertussen heeft hij wel ingebroken bij Edith
Rinkel, zijn collega, en denkt hij dat zij materiaal van Nanne heeft gestolen,
terwijl het juist andersom is. In feite doet hij weer iets heel erg fouts,
vergelijkbaar met het voorval uit zijn jeugd, waarbij hij een jeugdvriendin
verraadt aan een groepje jonge criminelen, die haar later verkrachten en
beroven.
Het boek is met een soort humor beschreven, met een lichte toets
en ook een zeker cynisme. Er moet ook een beter leven zijn, misschien is dat wel
beschreven in de streekromans die de moeder van Pal onder pseudoniem schrijft.
Hoewel zoonlief ooit nog eens hoopt dat moeders literatuur gaat schrijven, leest
hij elke nieuwe roman met genoegen. Er is ook een verhaal over een wandelend huis, dat hij zich nog herinnert en die zijn moeder hem weer laat lezen. Het is een huis dat gaat denken dat het ongelukkig is, omdat overdag hij door iedereen verlaten wordt, hij gaat aan de wandel, eerst naar de grote stad, maar dat gaat snel vervelen en uiteindelijk weer terug naar de bossen, de oorspronkelijke standplaats.
Grappig genoeg heeft ook Edith Rinkel, de assertieve, seksueel onafhankelijke vrouw, met planken vol met prachtige vrouwenschoenen, ook alle streekromans van Pals moeder, zonder te weten natuurlijk wie de werkelijke auteur is.
Edith is ook geïnteresseerd in het leven van de bijen. De bijen communiceren met elkaar door middel van te dansen, waarmee ze afstand en plaats aangeven van waar de honing te vinden is. Dit is een bekend voorbeeld in de taalkunde om aan te geven op welk vlak je kunt communiceren, alleen is er wel een geschil tussen Du Saussure en Chomsky, de een zegt dat de bijentaal wel taal is en aangeboren, de andere zegt dat bijentaal geen taal is, want aangeleerd, Chomsky. Wie heeft er gelijk? Goede vraag! Tegenwoordig worden er weer veel meer vraagtekens gezet bij wat Chomsky de universele grammatica noemt.
Edith Rinkel lijkt ook op de bijenkoningin, ze verslindt
mannen voor haar eigen gebruik en dumpt ze dan, een beetje gemeen
karaktertrekje, maar toch krijg je bewondering en respect voor haar. Ze is de
enige met een authentiek karakter!